Sign. - Opheffing gemeenschap van goederen wegens weigering man inlichtingen te verschaffen
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat M met zijn voormalig werkgever Stork verwikkeld is in twee gerechtelijke procedures, te weten een door M geëntameerde loonprocedure en een door Stork gestarte procedure, betreffende een vordering van Stork op basis van een vermeende door M gepleegde verduistering van geld. Volgens V heeft M haar onvoldoende inlichtingen verschaft over de achtergronden en het verloop van genoemde procedures en wordt zij geconfronteerd met diverse schuldeisers. M heeft verklaard dat hij V steeds op de hoogte heeft gehouden, maar dat hij voorzichtiger is geworden en geen processtukken meer met V heeft gedeeld omdat zij buiten zijn medeweten bij de advocaat van Stork informatie probeerde te verkrijgen over de procedures.
Het hof is van oordeel dat het op de weg van M had gelegen aan V volledig openheid van zaken te geven omdat eventuele privéschulden van M die voortvloeien uit een van voormelde procedures op de gemeenschap van goederen van partijen kunnen worden verhaald. M heeft deze volledige openheid niet verschaft, waarmee vaststaat dat hij heeft nagelaten V van voldoende informatie te voorzien over de stand van de op de goederen van de gemeenschap verhaalbare schulden. V heeft, gelet op het voorgaande, voldoende gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is van een van de in artikel 1:109 BW genoemde gronden die opheffing van de gemeenschap van goederen rechtvaardigen. Het verzoek van V wordt daarom toegewezen, met als ingangsdatum 31 maart 2010, aangezien op die datum correcte publicatie in een dagblad (ex artikel 1:110 lid 1 BW) heeft plaatsgevonden.
(Gerechtshof Arnhem 19 april 2011, LJN BQ5779)