Naar de inhoud

Sign. - Uitkering uit hoofde van meerwaardeclausule was geen belaste schenking

Moeder heeft in 1997 een perceel bouwland overgedragen aan een van haar kinderen [A]. In de leveringsakte is de volgende meerwaardeclausule opgenomen:'Indien koper de hiervoren gemelde onroerende zaak binnen vijftien jaar na heden vervreemdt, is hij verplicht de meerwaarde daarvan gelijkelijk te verdelen met verkoper en alle kinderen van verkoper (hijzelf daaronder begrepen).' In 2004 is het perceel met winst verkocht. Naar aanleiding hiervan hebben X c.s. op grond van de meerwaardeclausule een uitkering ontvangen. De belastinginspecteur stelt dat sprake is van een schenking van moeder aan X c.s., maar de rechtbank heeft het betoog van de inspecteur verworpen.
Het hof bevestigt de uitspraak. Volgens artikel 1 SW wordt onder 'schenking' verstaan de gift bedoeld in artikel 7:186 lid 2 BW, zijnde iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht, ten koste van het eigen vermogen een ander verrijkt. In dit geval bestaat de handeling van moeder uit het overeenkomen van het derdenbeding. Dit derdenbeding heeft zonder twijfel waarde; de rechthebbenden verkrijgen immers alleen de goede kansen en niet de kwade kansen bij de waardeontwikkeling van het perceel. De rechthebbenden worden dus ten gevolge van het derdenbeding verrijkt. Deze verrijking komt echter niet ten laste van moeder. Zij heeft immers als tegenprestatie voor de overdracht van het perceel een bedrag ontvangen dat gelijk is aan de waarde in het economische verkeer. Háár vermogen is niet verminderd. Niet op het moment van de overdracht van het perceel, maar ook niet daarna omdat zij ná de overdracht geen recht (behalve dan in haar kwaliteit als één der rechthebbenden) had…