Naar de inhoud

Sign. - Vennootschapsrechtelijke doorwerking, bestuursautonomie en bestuurstaak bij Joint Ventures na ‘Cancun’ (Ondernemingsrecht 2015, 88, prof. mr. W.J.M. van Veen)

De schrijver bespreekt aan de hand van het arrest van de Hoge Raad in de kwestie Cancun («JOR» 2014/290) het leerstuk van de vennootschapsrechtelijke doorwerking. Daarbij zijn met name twee aspecten uit de Cancun-kwestie van belang. Het eerste is dat het bestuur handelde overeenkomstig de eenstemmige wens van de joint venture partners over de te volgen handelwijze, zodat de vraag over de autonomie van het bestuur van joint ventures in relatie tot de algemene vergadering (de gezamenlijke aandeelhouders) pregnant aan de orde kon komen. Het tweede aspect is dat de Hoge Raad nadrukkelijk een verband legt tussen de aard en inhoud van de afspraken tussen de joint venture partners enerzijds en het door het bestuur van de vennootschap na te streven belang van de vennootschap anderzijds. Dit is interessant omdat het een nieuw element is in het kader van de doorwerking van aandeelhoudersovereenkomsten, maar ook omdat hierdoor een verband wordt gelegd tussen de primaire taak van het bestuur om zich te richten naar het belang van de vennootschap enerzijds en de bestuursautonomie anderzijds. De schrijver werkt deze onderwerpen nader uit.