Stroman telt niet mee voor aanmerkelijk belang
De vier heren A, B, C en D (geen familie) hielden ieder 25% van de aandelen in een BV. Toen D zijn aandelen wilde laten inkopen door de BV, realiseerde men zich dat daardoor aanmerkelijk-belangposities zouden ontstaan voor A, B en C. Een latere vervreemding, bij voorbeeld inbreng in een persoonlijke holding, zou voor hen dus fiscale consequenties hebben.
Er werd iets op gevonden: D zou één aandeel niet laten inkopen door de BV, maar verkopen aan E, administrateur van een dochtervennootschap van de BV. De BV zou de koopsom renteloos lenen aan E. Met E werd afgesproken dat er geen financiële consequenties aan de transactie zouden zijn verbonden. Dividend placht de BV trouwens toch al niet uit te keren. E was verplicht zijn aandeel voor dezelfde prijs aan de BV aan te bieden, zodra de andere aandeelhouders hem dat zouden vragen. Toen A, B en C enige tijd later ieder hun aandelen in een persoonlijke houdstermaatschappij inbrachten, waren zij van mening dat zij geen winst uit aanmerkelijk belang realiseerden: hun belang bleef immers (net) beneden de 33 1/3%.
De belastingrechter prikte door de opzet heen. E verwierf in wezen geen financieel belang in de BV, doch hield het aandeel als stroman van de BV. In feite was het aandeel dus teruggekeerd in het vermogen van de BV. Daarom doet zo'n aandeel niet mee bij de bepaling van het nominaal gestorte kapitaal. De andere aandeelhouders hadden met hun 33 1/3% precies een aanmerkelijk belang.
De procedure speelde nog onder het oude aanmerkelijk-…