Naar de inhoud

Terechte aansprakelijkstelling wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur

Samenvatting

Uitspraak na verwijzing HR 14 augustus 2015, nr. 13/01940, NTFR 2015/2450.

Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor niet-betaalde naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting van een vennootschap waarvan hij directeur en aandeelhouder is. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen voor nader onderzoek naar de vraag of sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en naar de vraag of de ontvanger met de wijze waarop hij belanghebbende aansprakelijk heeft gesteld, de rechten van de verdediging van belanghebbende heeft geschonden. Het hof is van oordeel dat de ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van aan belanghebbende te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Belanghebbende heeft gesteld dat hij stortingen ten gunste van de vennootschap heeft gedaan. Een bestuurder die een vennootschap willens en wetens zou laten failleren, zou dit volgens belanghebbende nooit doen. De ontvanger heeft naar het oordeel van het hof aannemelijk gemaakt dat belanghebbende geen stortingen ten gunste van de vennootschap heeft gedaan. Belanghebbende wordt onder meer verweten dat de vennootschap bewust te late aangiften omzetbelasting heeft gedaan. Het hof oordeelt dat belanghebbende zich ervan bewust was of redelijkerwijze had moeten begrijpen dat zijn handelingen of gedragingen tot gevolg zouden hebben dat te weinig belasting zou worden betaald. Voorts oordeelt het hof dat, veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat de rechten van de verdediging zijn geschonden, niet aannemelijk is dat het besluitvormingsproces van de ontvanger een andere afloop zou kunnen hebben gehad, indien hij belanghebbende vooraf op de hoogte had gesteld en hem in de gelegenheid had gesteld zich daarover uit te laten. Derhalve is er geen reden aanwezig de beschikking aansprakelijkstelling te vernietigen.

(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar

Hof Den Bosch heeft…