Naar de inhoud

Teruggaaf overdrachtsbelasting wegens dwaling inzake vrijstelling

Vernietiging van overdracht van onroerend goed op grond van dwaling door middel van buitengerechtelijke verklaring geeft recht op teruggaaf overdrachtsbelasting via artikel 19 WBR. In 1988 adviseert de accountant van een concern om de winkelpanden van een aantal werkmaatschappijen over te dragen aan een aparte onroerendgoed-BV (BV X). Dit zou naar zijn mening vrij van overdrachtsbelasting kunnen geschieden met een beroep op de reorganisatievrijstelling van artikel 15.1.h (oud) WBR. Na een ‘second opinion’ van een belastingadviseur worden de panden in december 1988 bij notariële akte overgedragen met een beroep op artikel 15.1.h (oud) WBR. De inspecteur honoreert het beroep niet en legt een naheffingsaanslag op.

Bij buitengerechtelijke verklaring (artikel 3:50 BW) vernietigt BV X in 1993 de koopovereenkomsten en de overdrachten wegens wederzijdse dwaling (artikel 6:228 BW). Zowel BV X als haar zustervennootschappen, die in de vernietiging berusten, zijn uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat met betrekking tot de leveringen geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. In 1995 wordt bij notariële akte geconstateerd dat ingevolge het bepaalde in artikel 3:53 BW de vernietiging terugwerkt tot het moment van de overdracht in 1988. BV X verzoekt vervolgens om teruggaaf van de nageheven overdrachtsbelasting op grond van artikel 19.1.b WBR.

Hof Den Bosch honoreert het verzoek tot teruggaaf (FBN 2000, nr 33). De staatssecretaris gaat in cassatie. Ingevolge artikel 19.1.b WBR wordt teruggaaf verleend indien de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als gevolg van nietigheid of vernietiging. BV X heeft de overdrachten vernietigd…