Tweetrapsschenking met bewaarplicht, giraal geld en vruchten
1. Inleiding: casus
Stel, de volgende casus doet zich voor. Een vader schenkt 1 miljoen euro aan zijn dochter onder de ontbindende voorwaarde en schenkt daarbij aansluitend aan haar kinderen onder opschortende voorwaarde, volgens welke het geschonkene op het tijdstip van het overlijden van zijn dochter (de bezwaarde) ten deel zal vallen aan haar kinderen (de verwachters), indien zij het aangewezen tijdstip overleven.2 Van de schenking is een notariële akte opgemaakt waarbij de vader persoonlijk compareerde. Aan de dochter is niet de vervreemdings- en verteringsbevoegdheid toegekend.3 In de akte is niets bepaald omtrent de vruchten van de schenking. Na de schenking wordt 1 miljoen euro op de bankrekening van de dochter bijgeschreven. Kort daarna overlijdt vader.4 Het bedrag en de bijgeschreven rente blijven tien jaar onaangeroerd. De dochter vraagt zich na tien jaar af of zij recht heeft op de rente van het geschonken bedrag.
De schenking is een zogenaamde tweetrapsschenking (of ‘fideïcommissaire schenking’). Aan het vormvereiste van art. 7:177 lid 1 BW (notariële akte waarbij de schenker in persoon compareert) is - voor zover van belang - voldaan. Omdat aan de dochter niet de vervreemdings- en verteringsbevoegdheid is toegekend, is sprake van een tweetrapsschenking met bewaarplicht. De contractuele rentevergoedingen die worden bijgeschreven op de bankrekening zijn naar verkeersopvattingen aan te merken als de burgerlijke vruchten van het geschonken geldbedrag (art. 3:9 lid 2 BW).5
Op de vraag of de dochter (als bezwaarde) in haar verhouding tot haar kinderen (als verwachters) recht heeft op de rente van het geschonkene geeft het Burgerlijk…