Verzoek teruggaaf btw over oninbare huurschuld is te laat ingediend
Samenvatting
Belanghebbende verhuurt een onroerende zaak aan bedrijf 1. Vanaf het tweede kwartaal van 2010 heeft bedrijf 1 geen huur meer betaald aan belanghebbende. In 2012 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de afwikkeling van de op dat moment openstaande huurvordering: deze wordt omgezet in een rekening-courant, en toekomstige huurtermijnen zullen voor 50% worden betaald en voor 50% in rekening-courant worden geboekt. Op 10 september 2013 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten tot beëindiging van de huurovereenkomst per 1 september 2013. Het totaal aan niet-betaalde bedragen aan huur bedraagt op dat moment € 1.612.911. Hiervan is € 1.259.886 in rekening-courant en € 353.025 als huurschuld geboekt. Zowel belanghebbende als bedrijf 1 is in 2014 failliet verklaard. De curator van belanghebbende heeft op 5 mei 2014 een verzoek gedaan om teruggaaf van omzetbelasting op grond van art. 29, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wet OB 1968. De inspecteur heeft de teruggaaf niet verleend. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19 november 2015, nr. 14/6490, NTFR 2016/606 heeft geoordeeld dat de huurschuld van € 353.025 niet meer zal worden voldaan en dat belanghebbende daarom recht heeft op teruggaaf van de omzetbelasting die in deze vordering is begrepen, te weten € 61.269. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep overweegt Hof Den Bosch 13 juli 2017, nr. 16/00007 dat een recht op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de voldoening…