Naar de inhoud

Zaak Fiscale Eenheid X nv inzake vrijstelling beheer gemeenschappelijke beleggingsfondsen verwezen door Hoge Raad

Samenvatting

Belanghebbende is een fiscale eenheid waartoe A behoort. Deze vennootschap heeft overeenkomsten tot het verrichten van diensten gesloten met drie niet tot de fiscale eenheid behorende vennootschappen die in onroerende zaken beleggen. De activiteiten van deze vastgoedvennootschappen bestaan de facto uit het uitgeven van (certificaten van) aandelen, het voeren van bestuur en management, het aan- en verkopen van onroerende zaken en het exploiteren van de onroerende zaken. Alle werkzaamheden worden door belanghebbende in haar opdracht en onder haar verantwoordelijkheid door derden verricht. De door belanghebbende op basis van de overeenkomsten verrichte diensten vallen naar het oordeel van Hof Den Bosch (2 september 2011, nr. 09/00314, NTFR 2012/39) onder de vrijstelling voor het beheer van door beleggingsmaatschappijen ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens. De Hoge Raad had echter Unierechtelijke twijfel. Na het stellen van prejudiciële vragen (HR 1 november 2013, nr. 11/04540, NTFR 2013/2230) en beantwoording ervan door het HvJ (9 december 2015, zaak C-595/13, NTFR 2015/3238) en een nadere conclusie van A-G Ettema (19 juli 2016, NTFR 2016/2324), wijst de Hoge Raad thans arrest. De cassatierechter oordeelt onder meer dat:

  • de vennootschappen zijn aan te merken als gemeenschappelijke beleggingsfondsen wanneer de vennootschappen in Nederland zijn onderworpen aan bijzonder overheidstoezicht;

  • dit bijzondere overheidstoezicht vergelijkbaar dient te zijn met het bijzondere overzichtstoezicht waaraan instellingen voor collectieve belegging in effecten moeten zijn onderworpen;

  • het begrip ‘ter collectieve belegging bijeengebrachte vermogens’ dienovereenkomstig moet worden uitgelegd;

  • het oordeel van het hof dat de vennootschappen voldoen aan het…