Naar de inhoud

Wegbestemmen is ook een vak

Een vrouw volgt een cursus
drie mensen wandelen over kantoor

Jan Coen Binnerts

Functieveranderingen gaan soms het gemakkelijkst in stappen. Maar een functieverandering in het omgevingsplan met tussenstappen, kan lastig zijn, zo illustreert een uitspraak van de Afdeling van 10 december 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:5966).

De feitelijke situatie, zoals die blijkt uit de uitspraak, laat zich als volgt beschrijven. Appellant heeft een woning met een bedrijfsruimte, waar hij in het verleden een slachterij in heeft gedreven. De bestemming ter plaatse stond een slachterij met een bedrijfswoning toe. De bedrijfsactiviteiten liggen al een kleine 10 jaar stil. De apparatuur is nog wel aanwezig. Appellant wil de schuur liefst vervangen door een of meer extra woningen. De gemeente is echter zo ver nog niet; er gelden nog enkele belemmeringen voor een woonfunctie op dat perceel.

De gemeenteraad stelt een wijziging van het omgevingsplan vast, waarbij de bestemming “slachterij” wordt vervangen door een bestemming, die slechts het gebruik toestond als vleeswaren- en vleesconservenfabriek kleiner dan 1.000m2 met een bedrijfswoning. Met die nieuwe bestemming is de milieucategorie verlaagd van 3.2 naar 3.1. Dat was voor de gemeente van belang omdat daarmee de ruimte werd geboden om andere nabijgelegen bedrijfsgronden in de toekomst als woongebied te ontwikkelen en daartoe te bestemmen, hetgeen kennelijk de wens van de gemeente was.

Appellant stelt in beroep dat hij liefst een woonfunctie wil ter plaatse van zijn bedrijfsgebouw maar wijst erop dat hij in elk geval niet de afwaardering van zijn slachterij naar een vleeswarenfabriek wenst. Zolang het geen woonbestemming heeft, is het geheel beter te verkopen als slachterij.

Wat beslist de Afdeling?

De beslissing van de raad om de gronden van appellant niet voor wonen te bestemmen, vindt de Afdeling niet onredelijk, nu voor zo’n woonbestemming nog belemmeringen bestonden die juist pas bij een ontwikkeling van het andere woongebied zouden wegvallen.

Dus nog geen woonfunctie voor de appellant. Maar kan hij dan worden opgescheept met een meer beperkte bedrijfsbestemming, juist om dat andere woongebied mogelijk te maken? Nee, dat kon ook weer niet. De Afdeling overweegt:

Dit alles heeft voor [appellante] echter wel de nodige gevolgen. Aan de ene kant zijn de bestaande planologische mogelijkheden niet meer behouden, terwijl [appellante] er op zitting op heeft gewezen dat zijn perceel met die mogelijkheden eenvoudiger te verkopen is dan met de nu toegestane functie "vleeswaren- en vleesconservenfabriek". Aan de andere kant is met die functie het door hem gewenste - en thans ook feitelijk bestaande - gebruik van de op zijn perceel aanwezige woning als burgerwoning ook niet toegestaan. De Afdeling is, gelet hierop, dan ook van oordeel dat de raad met de belangen van [appellante] onvoldoende rekening heeft gehouden bij de vaststelling van het besluit tot wijziging. Het besluit tot wijziging is ook in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het gevolg is dat de oude bestemming slachterij met bedrijfswoning herleeft. En dus ook de milieubeperkingen die voortvloeien uit die bestemming en die de ontwikkeling van het beoogde andere woongebied verhinderen. De conclusie dringt zich op dat als je twee bedrijfslocaties hebt die je beide wilt veranderen naar woningbouw, maar waarvan de geldende bedrijfsbestemmingen dat over en weer belemmeren, je die verandering bij voorkeur gelijktijdig in één wijziging van het omgevingsplan mogelijk maakt. Een soort van gelijk oversteken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Coen Binnerts (tel. 023 5530 246; binnerts@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs-en overheidsrecht van Pot Jonker advocaten.