Naar de inhoud

Belastingheffing en grensoverschrijdende pensioenuitkeringen

Nederland heeft met ongeveer honderd landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting over inkomen en vermogen gesloten. In deze verdragen is een keur aan verschillende bepalingen opgenomen die het heffingsrecht over particuliere en publieke pensioenen verdelen tussen de landen. Mijn op 8 april 2015 verdedigde proefschrift getiteld ‘Belastingheffing over particulierpensioen en overheidspensioen in grensoverschrijdende situaties’ staat in het teken van de genoemde onderwerpen. In deze beschouwing behandel ik enkele onderdelen daaruit. 2

1. Particulierpensioen versus overheidspensioen

Uitgaande van het OESO-Modelverdrag is op grond van art. 18 particulierpensioen belast in het woonland en overheidspensioen op grond van het tweede lid van art. 19 in het bronland.3 Art. 19, lid 2 is daarmee de uitzondering op de hoofdregel dat pensioenen belastbaar zijn in het woonland. Het woonlandbeginsel is gebaseerd op de gedachte dat een inwoner van een land profiteert van de publieke voorzieningen in dat land en dat daarom een bijdrage kan worden verlangd aan deze publieke voorzieningen. Ondanks de trend naar bronlandheffing in belastingverdragen4 is de argumentatie voor woonlandheffing mijns inziens nog steeds overtuigend.

De bronlandgedachte over overheidspensioen is gebaseerd op een andere gedachte. ‘De achterliggende gedachte bij de toedeling van de heffingsrechten over overheidspensioenen is dat het heffingsrecht daarover voorbehouden moet blijven aan de staat die deze pensioenen verschuldigd is.’5 De staatssecretaris van Financiën: ‘De reden voor de afwijkende behandeling van overheidspensioen is gelegen in het feit dat staten er aan hechten zelf belasting te heffen over betalingen waar ze zich zelf de middelen voor hebben moeten verschaffen.’6 Dergelijke bewoordingen zijn ook opgenomen in het commentaar op art. 19 OESO-Modelverdrag, waaruit blijkt dat de bronlandheffing over…