Bestendiging Roepiah-arresten bij berekening aftrekwinst vaste inrichting
Samenvatting
Belanghebbende is een wereldwijd opererende financiële instelling. In 1993 beschikte zij onder meer over een bancair filiaal in Brazilië. Als gevolg van hyperinflatie heeft dit filiaal in 1993 een vanuit nominalistisch oogpunt omvangrijke winst in Braziliaanse cruzeiro's behaald. Deze cruzeiro is echter met 2371% gedevalueerd. Door de verschillende rechtsregels voor de berekening van de bijdragewinst en de aftrekwinst (beide) in guldens, drukt het devaluatieverlies de generale ondernemingwinst in 1993 in sterke mate, terwijl de aftrekwinst volgens de berekeningen van belanghebbende hierdoor relatief onberoerd wordt gelaten. Het geschil betreft de berekening van de aftrekwinst.
Hof Amsterdam heeft rekening gehouden met Braziliaans-belastingrechtelijke maatregelen bij de berekening van de aftrekwinst in guldens. Hierdoor kwamen Braziliaanse monetaire correcties op de aftrekwinst in mindering.
In de conclusie wordt uitgebreid aandacht besteed aan de berekening van de bijdragewinst en de aftrekwinst naar geldend recht, alternatieven voor de geldende rechtspraak, de vraag welke munt in landen met hyperinflatie als situsmunt heeft te gelden en de voor de omrekening van de in de situsmunt uitgedrukte aftrekwinst naar het guldensequivalent te hanteren omrekeningsmethode.
De conclusie strekt tot bestendiging van de in de Roepiah-arresten geformuleerde uitgangspunten, waaronder de spiegelbeeldgedachte, hetgeen voor het onderhavige geschil betekent dat Braziliaans-fiscaalrechtelijke maatregelen bij de berekening van de aftrekwinst buiten aanmerking blijven. De spiegelbeeldgedachte houdt namelijk in dat de winst van de vaste inrichting wordt berekend zoals Nederland de vaste-inrichtingswinst van buitenlands belastingplichtigen in Nederland berekent. Het recht van de situsstaat is daarbij in beginsel niet relevant. De uitspraak van het hof heeft echter onvoldoende inzicht gegeven in het antwoord op de vraag welke (valutaire) eenheid…