Naar de inhoud

Bij koude uitsluiting pensioenverevening, tenzij ......

Samenvatting

In het arrest van 24 oktober 1997 oordeelde de Hoge Raad dat is voldaan aan art. 11 WVP (pensioenverevening ondanks koude uitsluiting tenzij uitdrukkelijk anders bepaald) en dat de bijzondere omstandigheden van het geval niet aan pensioenverevening in de weg kunnen staan (tussen de inwerkingtreding van de WVP en de aanvang van de echtscheidingsprocedure lag een dag, zodat er geen tijd was om pensioenverevening uit te sluiten).

Tekst

Inleiding

Zoals bekend, is op 1 mei 1995 in werking getreden de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVP). Ingevolge deze wet zijn echtparen, wier huwelijk op of na 1 mei 1995 door echtscheiding is ontbonden, verplicht tot pensioenverevening volgens de in die wet vastgestelde regels, zie onder meer JBN 1995, nr 38. De wet stelt echtscheiding en scheiding van tafel en bed op één lijn. Die verplichting geldt ongeacht het tussen de echtgenoten geldende huwelijksvermogensregime.

Echtgenoten kunnen echter blijkens het slot van artikel 2 lid 1 WVP de toepasselijkheid van de wet uitsluiten bij huwelijksvoorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.

Indien de echtgenoten vóór 1 mei 1995 huwelijksvoorwaarden zijn aangegaan waarbij zij de algehele gemeenschap van goederen hebben uitgesloten of beperkt, vindt blijkens artikel 11 WVP pensioenverevening volgens de WVP plaats, tenzij zij bij huwelijksvoorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding uitdrukkelijk anders hebben bepaald.

In de hierna te bespreken procedure speelde allereerst de vraag of was voldaan aan de voorwaarde van artikel 11 WVP voor het buiten toepassing laten van de pensioenverevening. En vervolgens de vraag of, als dat niet het geval was, toch niet vanwege de…