Bijboeking op rekening dividendreserve belast?
Aparte dividendreserverekeningen voor de aandeelhouders van zogenaamde letteraandelen maken het de aandeelhouders mogelijk een individuele dividendpolitiek te voeren.
Een aandeelhouder-rechtspersoon heeft veelal geen bezwaar tegen het zo snel mogelijk genieten van dividend, omdat (bij pakketten van 5% en meer) de deelnemingsvrijstelling toepassing vindt.
Aandeelhouders-natuurlijke personen hebben dikwijls minder behoefte aan dividend. Immers dividend is (afgezien van de dividendvrijstelling) in beginsel progressief belast. Overigens is het ene familielid het andere niet, daarom spelen letteraandelen juist ook bij familievennootschappen dikwijls een rol.
Soms geldt er een bijzonder IB-tarief. In geval van de zogenaamde overlijdensinkoop van krachtens erfrecht verkregen aandelen geldt (afgezien van de normale heffing over de eerste schijf) een tarief van 20% (vide artikel 57 a lid 1 sub c en lid 2 Wet op de inkomstenbelasting 1964). Dit tarief geldt echter niet voor de andere aandeelhouders/niet-erfgenamen. Juist met het oog op deze situatie heeft de staatssecretaris de creatie van letteraandelen aangemoedigd. De nog vrij recente wijziging van de aanmerkelijk belangregeling werkt in dit verband slechts ontmoedigend nu het heel wel mogelijk is dat, wanneer de reserves uiteenlopen ook een klein pakket letteraandelen als een soort aandelen heeft te gelden waarop een aanmerkelijk belang-claim rust (vgl. FBN 1991, nr 22).
De fiscus bekijkt de letteraandelen met argwaan en neemt spoedig de stelling in dat de bijboeking op een reserverekening eigenlijk al als genoten dividend heeft te gelden. De beschikkingsmacht van de desbetreffende aandeelhouder wordt dan zo groot geacht dat de reserve niet langer kan gelden als eigen vermogen van de vennootschap.
Aandeelhouders die vooralsnog geen dividend laten uitkeren…