Naar de inhoud

Civielrechtelijk bestuursverbod

In wetsvoorstel 34 011 tot Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) wordt aan de curator de bevoegdheid gegeven om een bestuursverbod op te leggen aan een bestuurder van een failliete rechtspersoon. Of hiervan in de praktijk gebruik zal worden gemaakt, is zeer de vraag.

1. Inleiding

Naast het reeds bestaande strafrechtelijk bestuursverbod (artikel 28 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr), artikelen 194 Sr, 235 Sr en 349 Sr), zal een civielrechtelijk bestuursverbod worden ingevoerd ingevolge wetsvoorstel 34011, Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod). Het civielrechtelijk bestuursverbod heeft ten opzichte van het strafrechtelijk beroepsverbod volgens de minister een belangrijke toegevoegde waarde. Het biedt de mogelijkheid om in geval van faillissement snel passende maatregelen te nemen jegens bestuurders die verwijtbaar hebben gehandeld; een civielrechtelijk bestuursverbod kan worden verzocht of gevorderd ook onafhankelijk van de vraag of misstanden rond een faillissement uiteindelijk aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging, bijvoorbeeld wegens oplichting, bedrieglijke bankbreuk, verduistering of valsheid in geschrifte (Kamerstukken II 2013/14, 34011, nr. 3, p. 4 (memorie van toelichting (MvT))).

Het doel van het civielrechtelijk bestuursverbod is om faillissementsfraude en onregelmatigheden in of rondom een faillissement effectiever te kunnen bestrijden en om te voorkomen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen en met nieuwe rechtspersonen ongehinderd kunnen voortzetten (Kamerstukken II 2013/14, 34011, nr. 3, p. 1 (MvT).

Dit wetsvoorstel is een van drie pijlers van het wetgevingsprogramma ‘Herijking van het faillissementsrecht…