Naar de inhoud

Clausule van uitsluiting ontbinding koopovereenkomst is geen gebruikelijk beding (meer) (2001.40.2300)

Het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2001, NJ 2001, 326 - met name de conclusie van A-G Bakels - wordt door Van Velten besproken. Zie voor een samenvatting van dit arrest Notafax 2001, nr 91. Ter gelegenheid van de invoering van het nieuw BW werd circa tien jaar geleden in de literatuur een discussie gevoerd over de zin en onzin van het nog langer in transportakten opnemen van de tot die tijd gebruikelijke bepaling dat afstand werd gedaan van het recht om ontbinding van de overeenkomst te vorderen. In de conclusie van Bakels wordt geconstateerd dat deze ‘uitsluitingsclausule’ in het NVM-koopcontract aanvankelijk nog als keuzemogelijkheid was opgenomen maar sinds januari 2000 is geschrapt. Ook constateert hij dat de KNB-akte van levering (model 1996) het recht op ontbinding niet uitsluit. Bakels stelt dat het argument van de voorstanders van de uitsluitingsclausule dat ontbinding de relatie tussen partijen kan compliceren, wel juist is maar onvoldoende van belang is; de ontbinding kan onder nieuw BW niet langer voor moeilijkheden in de relatie tot derden zorgen. Bovendien wijst hij erop dat de uitsluitingsclausule aanvechtbaar is in het licht van de zwarte lijst (art. 6:236 onder b BW). Ten slotte wordt geconcludeerd dat ook uitsluiting van de mogelijkheid de overeenkomst te vernietigen niet als vanzelfsprekend mag worden beschouwd. Hoewel vernietiging - in tegenstelling tot ontbinding - wel terugwerkende kracht kent (art. 3:53 lid 1 BW), worden derden door de werking van art. 3:88 BW in zo’n geval beschermd. Het arrest is het definitieve einde van de toverformule.

A.A. van Velten

HR; 13 april 2001; nr C99/208HR

WPNR 2001/6458 blz. 793

Wetgeving
Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsLiteratuur
Publicatiedatum07-05-2009
Nummer2001/0504