Naar de inhoud

Commentaar op Algemene wet bestuursrecht Artikel 4:104 (Verjaringstermijn). (artikeltekst geldig vanaf 2009-07-01)

Commentaar is bijgewerkt tot 2 januari 2018 door mr. J.E. Jansen

Artikel 4:104 Verjaringstermijn bij bestuursrechtelijke geldschuld Tekst van de hele regeling

1.

De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken.

2.

Na voltooiing van de verjaring kan het bestuursorgaan zijn bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en tot uitvaardiging en tenuitvoerlegging van een dwangbevel niet meer uitoefenen.

Kern van het wetsartikel

Vijf jaar na verstrijken van de betalingstermijn verjaart de mogelijkheid tot het instellen van een rechtsvordering.

Beschrijving van de wijzigingen

Inwerkingtreding 1 juli 2009

Art. 4:104 werd op 25 juni 2009 aan de Awb toegevoegd (Stb. 2009, 264). Art. 4:104 trad op 1 juli 2009 in werking (Stb. 2009, 266) en is sindsdien niet meer gewijzigd.

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

Commentaar

1. Verjaringstermijn rechtsvordering tot betaling

Met de Vierde tranche is ook een algemene wettelijke regeling voor de verjaring van vorderingen aan of door een bestuursorgaan in de Awb opgenomen. Het gaat hier niet om de vraag binnen welke termijn een bestuursorgaan nog rechtsgeldig een verplichting tot betaling kan vaststellen, maar om de vraag hoe lang degene die verzuimd heeft tijdig aan een verplichting tot betaling van een bestuursrechtelijke geldschuld te voldoen, nog in rechte tot nakoming kan worden gedwongen. Ook bij deze regeling is weer zo veel mogelijk aangesloten bij het Burgerlijk Wetboek.

De rechtsvordering als bedoeld in dit artikel wordt ingediend bij de burgerlijke rechter. Dat betekent dat die de…