Naar de inhoud

De cultuurgrondvrijstelling en de bedrijfsmatige exploitatie van landbouwgrond

Samenvatting

Bespreking van een drietal procedures die kunnen bijdragen aan de interpretatie van het criterium bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de landbouw in de zin van artikel 15.1.q WBR.

Tekst

Inleiding

In de op 1 januari 2007 ingevoerde (nieuwe) vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van cultuurgrond (artikel 15, lid 1, onderdeel q WBR) geldt als een van de voorwaarden voor toepassing dat de cultuurgrond bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw wordt geëxploiteerd.

In onze bespreking van de vrijstelling in FBN 2007, nr. 14 en 2008, nr. 15 werd ingegaan op de betekenis van de bewoordingen ‘bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de landbouw’.

Aangezien de parlementaire geschiedenis van het wetsartikel daaromtrent slechts summiere informatie biedt, hebben wij onder meer gewezen op de sterke parallel met het gebruik van dit criterium in de wetgeving op het gebied van de onroerendezaakbelastingen, in het bijzonder met de daar geldende cultuurgrondvrijstelling. Daarbij werd ook melding gemaakt van relevante rechtspraak ter zake. Voorts werd in dit verband aandacht besteed aan de nieuwe wettelijke regeling van het pachtrecht, waarin voor pacht de eis wordt gesteld dat de landbouw bedrijfsmatig dient te worden uitgeoefend. De inhoud van dit criterium, zoals deze in de parlementaire geschiedenis wordt beschreven, werd daarbij vermeld.

Inmiddels zijn recent enige rechterlijke uitspraken gepubliceerd die ons in het kader van de interpretatie van bedoeld criterium relevant voorkomen.

Zij worden hierna besproken.

1. Uitspraak Rechtbank Den Haag inzake OZB

In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 februari 2009, nr. AWB 08/3039 was de vraag aan de orde of de tot een paardenmanege…