Directeur-grootaandeelhouder en gevolgen Van der Steen-arrest
Samenvatting
Dit besluit van de staatssecretaris van Financiën gaat in op de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en belasting van personenauto's en motorrijwielen van directeuren-grootaandeelhouders naar aanleiding van HvJ EG 18 oktober 2007, zaak C-355/06, NTFR 2007/1931. Het besluit bevat een aantal goedkeuringen om de gevolgen van dit arrest te mitigeren (bijvoorbeeld voor de omzetbelastingheffing over de onttrekking van bedrijfsgoederen naar privé).
Nieuwe regelgeving
Dit besluit gaat in op de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting van directeuren-grootaandeelhouders naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2007, nr. C-355/06. Het besluit bevat een goedkeuring voor de heffing van omzetbelasting, BPM en motorrijtuigenbelasting om de gevolgen van dit arrest te mitigeren.
1. Inleiding
Op 26 april 2002 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een directeur-grootaandeelhouder ondernemer is voor de werkzaamheden die hij tegen vergoeding verricht jegens de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit (nr. 35.775, V-N 2002/23.21). Op dit arrest is een aantal beleidsbesluiten gebaseerd. In het besluit van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, worden de gevolgen van het arrest uiteengezet en in het besluit van 17 oktober 2002, nr. DGB2002/5754M, is een aantal vragen beantwoord. In het besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2801M, is ingegaan op de heffing van omzetbelasting met betrekking tot het privé-gebruik auto door een directeur grootaandeelhouder. Het Hof van Justitie EG heeft op 18 oktober…