Naar de inhoud

ECLI:NL:RBMNE:2017:3382 Rechtbank Midden-Nederland , 07-07-2017 / 16/707803-15, 16/659714-16 (ttz. gevoegd) en 16/659333-17 (ttz. gevoegd)

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/707803-15, 16/659714-16 (ttz. gevoegd) en 16/659333-17 (ttz. gevoegd) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 7 juli 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,

postadres: [adres] , [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 maart 2016, 14 juni 2016, 20 september 2016, 24 januari 2017,

20 juni en 23 juni 2017. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 20 juni en 23 juni 2017.

De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Alkmaar.

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, alsmede de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 20 juni 2017 gewijzigd.

De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, neer op het volgende:

Parketnummer 16/707803-15

Primair, medeplegen poging [slachtoffer] van het leven te beroven met voorbedachte raad op 12 november 2015 te Utrecht;

Subsidiair, medeplegen zware mishandeling van [slachtoffer] met voorbedachte raad op 12 november 2015 te Utrecht;

Meer subsidiair, medeplegen poging zware mishandeling met voorbedachte raad, dan wel poging zware mishandeling van [slachtoffer] op 12 november 2015 te Utrecht;

Parketnummer 16/659714-16

1. Voorhanden hebben van een pistool (categorie III) op 12 november 2015 te Utrecht;

2. Primair, brandstichting in een auto op 12 november 2015 te Utrecht;

Subsidiair, vernieling van een auto op 12 november 2015 te Utrecht;

Parketnummer 16/659333-17

Poging diefstal in vereniging op 19 mei 2016 te Bilthoven door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking.

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/707803-15, 16/659714-16 en 16/659333-17 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3 en 4.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 DE BEOORDELING VAN HET BEWIJS

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht zowel feit 1, als de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 baseert de officier van justitie zich op de mogelijke motieven die (voor verdachte) aan het plegen van feit 1 ten grondslag zouden liggen, de verklaringen van (onder meer) de broer van het slachtoffer en de broer van verdachte, de OVC-gesprekken en de tapgesprekken. De officier van justitie stelt dat op basis van deze bewijsmiddelen, niet telkens op zichzelf, maar een en ander in onderlinge samenhang en tijdsverband bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1, en daarmee tevens onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Voorts stelt de officier van justitie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, met name op grond van het DNA-profiel dat is aangetroffen op het mes dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, de verklaring van getuige [getuige] en het tapgesprek tussen de broers van verdachte, [benadeelde 1] (tevens benadeelde partij) en [A] .

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 heeft de raadsvrouw daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs biedt om verdachte aan de ten laste gelegde feiten te koppelen. De raadsvrouw heeft daartoe (onder meer) gesteld dat technisch bewijs ontbreekt, dat er voornamelijk verklaringen van ‘horen zeggen’ zijn en dat met de inhoud van de OVC-gesprekken en tapgesprekken in het algemeen, maar zeker in deze situatie, voorzichtig moet worden omgegaan. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ontkent en een alibi heeft.

Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich evenzeer op het standpunt gesteld dat onvoldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1

De rechtbank stelt vast dat het dossier geen direct bewijs bevat dat verdachte de schutter is geweest, dan wel dat hij bij het schietincident betrokken is geweest. De daadwerkelijke ooggetuigen verklaren – samengevat en overeenstemmend gezegd - dat de schutter een lange man betrof met een tenger postuur die licht, dan wel donker getint was. De man was geheel in het donker gekleed, had een capuchon op zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond en neus. Dit signalement is op zich zelf genomen te algemeen en te weinig specifiek om verdachte als de schutter aan te merken.

Vervolgens zitten er in het dossier aanwijzingen die in de richting van verdachte wijzen.

Zo noemt het slachtoffer na twee dagen in het ziekenhuis tegenover familieleden de naam van verdachte, omdat hij van anderen zou hebben gehoord dat het verdachte was die op hem geschoten heeft. Hij zegt daarna ook (voor het eerst) dat hij een afspraak had met verdachte en dat verdachte de enige was die van die afspraak wist. Ondanks onderzoek aan de telefoons van het slachtoffer en van verdachte is deze afspraak niet komen vast te staan.

Evenmin is voor de rechtbank komen vast te staan dat het slachtoffer de dader heeft gezien.

Weliswaar zegt het slachtoffer enkele dagen na het schietincident heel zeker te weten dat verdachte de dader is, maar direct na het schietincident heeft hij meermalen verklaard dat hij niet weet wie de dader is en dat hij hem niet (in het gezicht) heeft gezien.

De tapgesprekken, verklaringen en handelingen van familieleden die daarop volgen zijn in feite allemaal veronderstellingen en aannames gebaseerd op de suggestie van het slachtoffer dat verdachte de dader moet zijn. Opvallend is dat deze gesprekken en verklaringen niet alleen onderlinge, maar ook innerlijke tegenstrijdigheden bevatten. Bovendien zijn deze gesprekken en verklaringen ‘van horen zeggen’ en worden zij niet bevestigd door de bronverteller. Alles overziend bevatten deze gesprekken en verklaringen aantoonbare onjuistheden, dan wel worden zij niet bevestigd door enig steunbewijs. De rechtbank acht de inhoud van de gesprekken en verklaringen voorts weinig betrouwbaar vanwege de geruchtenstroom die in gang is gezet, de onderlinge familiebanden en de onderliggende belangen van betrokkenen. Bovendien blijkt uit het dossier dat betrokkenen zich bewust zijn van de omstandigheid dat hun gesprekken worden afgeluisterd door de politie.

Verder is er bijvoorbeeld de sms van [A] , de broer van verdachte, die op 31 mei 2016 aan de politie bericht dat hij wist dat het slachtoffer en verdachte die avond een afspraak hadden en dat hij wist dat verdachte tezamen met een andere broer van plan was om het slachtoffer wat aan te doen. Nog daargelaten dat [A] te kampen heeft met persoonlijke problematiek en hij zeer wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard tegenover de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank, wordt de informatie die hij geeft noch in andere verklaringen noch in technisch bewijs bevestigd. De rechtbank acht de informatie die [A] in die sms en daarop volgende verklaring geeft, en die de officier van justitie als daderinformatie aanduidt, van onvoldoende gewicht om daaraan enige betekenis toe te kennen, mede gelet op alle ontwikkelingen en problemen binnen de familie. Bovendien komt [A] een half jaar na het incident met deze verklaring, toen het onderzoek al in een ver gevorderd stadium was.

Tot slot overweegt de rechtbank nog dat, hoewel de verklaring van verdachte -bijvoorbeeld over zijn alibi- niet waterdicht is, deze ook niet geheel weerlegbaar is.

Concluderend is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de schutter was, dan wel dat hij betrokken was bij het schietincident. Zowel voor het plegen als voor het medeplegen bevat het dossier onvoldoende bewijs.

Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.

4.3.2.

Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3

De feiten 2 en 3 hangen dusdanig met feit 1 samen dat zij niet los daarvan gezien kunnen worden.

Gelet op het vorenstaande geldt ook ten aanzien van deze feiten naar het oordeel van de rechtbank dat zij niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zodat verdachte hiervan eveneens dient te worden vrijgesproken.

4.3.3.

Vrijspraak ten aanzien van feit 4

Uit onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een mes dat is gevonden in de woning na de inbraak, terwijl het daar volgens aangever niet zou horen. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het aantreffen van een spoor met daarop lichaamsmateriaal waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte niet zonder meer betekent dat het verdachte moet zijn geweest die de (poging tot) inbraak heeft gepleegd. Nu het gaat om DNA op een verplaatsbaar object kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het mes op die plek is beland doordat verdachte ten tijde van de inbraak zelf fysiek in de woning is geweest. De vraag is dan of er voldoende steunbewijs is om te komen tot een bewezenverklaring. De officier van justitie heeft onder meer gewezen op een tapgesprek tussen de broer van verdachte, [A] , en een NNman. De rechtbank hecht hieraan minder waarde dan de officier van justitie. Zoals hierboven reeds uiteengezet, heeft dit te maken met de geruchtenstroom die in gang is gezet, de onderlinge familiebanden en de onderliggende belangen van betrokkenen. Nu aanvullend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

5 BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] (broer van verdachte) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van feit 4 en vordert een bedrag van € 15.236,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren.

De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6 BESLISSING

De rechtbank:

Vrijspraak

-

verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

-

heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

- compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter,

mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en P.A.M. Wijffels, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2017.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

Parketnummer 16/707803-15

Primair

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement

Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf

om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer]

van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of

anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,

althans met dat opzet, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,

verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)

- met die [slachtoffer] afgesproken dat die [slachtoffer] op een

bepaald moment naar een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of

- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] opgewacht

en/of

- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]

afgevuurd,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

art 287 wetboek van strafrecht

art 289 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht tezamen en in vereniging met

een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met

voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten

meerdere schotverwondingen, heeft toegebracht, door

- met die [slachtoffer] af te spreken dat die [slachtoffer] op een

bepaald moment naar een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of

- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] op te

wachten en/of

- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]

af te vuren;

art 303 Wetboek van Strafrecht

art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Meer subsidiair

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement

Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf

om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer]

zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met

een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en

rustig overleg, althans met dat opzet, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of

hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)

- met die [slachtoffer] afgesproken dat hij op een bepaald moment naar

een bepaalde locatie in Utrecht zou komen en/of

- in de buurt van een afgesproken locatie die [slachtoffer] opgewacht

en/of

- met een vuurwapen meerdere kogels op die (in een auto wachtende) [slachtoffer]

afgevuurd,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

art 45 wetboek van strafrecht

art 302 wetboek van strafrecht

art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht

art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Parketnummer 16-659714-16

1.

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht een vuurwapen van categorie

III, te weten een pistool (Pietro Beretta cal. 7.65), voorhanden heeft gehad;

Art 26 lid 1 WWM

2.

Primair

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht (op of nabij de Mignon,

althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft

gesticht in/aan een personenauto (VW Golf), immers heeft verdachte toen aldaar

opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met bekleding en/of onderdelen

van het interieur van die auto, althans met (een) brandbare stof(fen), ten

gevolge waarvan de bekleding en/of het interieur van die auto geheel of

gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl

daarvan gemeen gevaar voor die auto en/of de ter plaatse aanwezig beplanting,

in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;

art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair

hij op of omstreeks 12 november 2015 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk

een personenauto (VW Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele

toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of

onbruikbaar gemaakt:

art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Parketnummer 16/659333-17

Primair

hij op of omstreeks 19 mei 2016 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, ter uitvoering

van liet door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het

oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de

[adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel

of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]

en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte

en/of zijn mededaders) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het

misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg Le nemen goederen en/of geld onder

zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel en/of braak en/of

verbreking, met zijn mededader(s), althans alleen,

- een sleutel van een sleutelhouder hebben/heeft gevraagd in verband met de

veiligheid van anderen en/of

- die woning zijn/is binnengegaan en/of

- in die woning de alarminstallatie hebben/heeft vernield en/of

- in de meterkast van die woning de stroomvoorziening van die woning

hebben/heef t vernield, althans uitgeschakeld en/of

- de afdekkapjes van meerdere stopcontacten in die woning hebben/heeft

verwijderd,

waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair

hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Bilthoven, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag (te weten in totaal

€ 14.500,-), in elk geval enig goed, toebehorende aan [benadeelde 1]

en/of [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,

heeft weggenomen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goeder(en) onder

zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van gebruikmaking van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking.

Een 31-jarige man is door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken voor een poging tot liquidatie van zijn neef in 2015 op de Tiberdreef in Utrecht.

Getuigen verklaarden dat de schutter een lange (donker)getinte man was met een tenger postuur. Ook had hij donkere kleding, een capuchon op zijn hoofd en een sjaal voor zijn mond en neus. De rechtbank oordeelt dat dit een te algemeen signalement is, en niet specifiek genoeg om de verdachte als schutter aan te merken.

Het slachtoffer verklaart enkele dagen na het schietincident zeker te weten dat de verdachte de schutter is, maar direct na het incident verklaarde hij meerdere keren dat hij de schutter niet heeft gezien. De daaropvolgende tapgesprekken, verklaringen en handelingen van familieleden zijn allemaal gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer. Die bovendien allerlei tegenstrijdigheden en onjuistheden bevatten. Daarnaast vindt de rechtbank de verklaringen niet betrouwbaar vanwege de geruchtenstroom die in gang is gezet en de onderlinge familiebanden. Ook blijkt dat zij wisten dat ze werden afgeluisterd door de politie.

Hoewel de verklaring van de verdachte niet waterdicht is kan de rechtbank niet vaststellen dat hij betrokken was bij het incident. De verdachte wordt ook vrijgesproken van de samenhangende verdenkingen van verboden wapenbezit, brandstichting van een auto, en een poging woninginbraak.

Gegevens

Instantie Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak07-07-2017
Datum publicatie07-07-2017
ECLIECLI:NL:RBMNE:2017:3382
Zaaknummer16/707803-15, 16/659714-16 (ttz. gevoegd) en 16/659333-17 (ttz. gevoegd)
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - meervoudig
RechtsgebiedStraf(proces)recht