Hoge Raad spreekt zich uit over de agrarische waarde
Samenvatting
In een arrest van 13 februari 2004 geeft de Hoge Raad zijn oordeel over de agrarische waarde als waarderingsnorm bij bedrijfsoverdracht in de agrarische sector. De geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid staan in het algemeen in de weg aan een waardering die voortzetting van een nog juist lonend bedrijf onmogelijk maakt. De bedoelingen van partijen en de aard van hun rechtsverhouding dienen daarbij mede in aanmerking te worden genomen. De auteur meent dat een aan de opvolger opgelegde meerwaardeclausule niet mag ontbreken in de regeling van de bedrijfsopvolging waarbij de agrarische waarde als waarderingsnorm geldt.
Tekst
Inleiding
Het rendement van een agrarisch bedrijf moet in het algemeen als onvoldoende worden aangemerkt, met name indien de tot het bedrijf behorende onroerende zaken en een eventueel aanwezig melkquotum op de waarde in het economische verkeer worden gesteld. Om voortzetting van het bedrijf mogelijk te maken wordt daarom bij de bedrijfsopvolging binnen gezinsverband in het algemeen als basis van waardering van bedoelde zaken niet de verkeerswaarde aangehouden doch de zogenoemde ‘agrarische waarde’, zijnde de waarde op basis waarvan een nog juist lonende exploitatie van het bedrijf mogelijk is. Het hanteren van deze methode geeft regelmatig aanleiding tot discussie binnen de familie, welk dispuut in sommige gevallen door de rechter moet worden beslist. Onlangs heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 13 februari 2004 meer duidelijkheid geschapen over de houdbaarheid van de methode, met name bezien vanuit de optiek van legitimarissen.
De procedure
Vader (V) en zoon (Z) exploiteren sedert 1974 een melkveebedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. De inbreng van V in de vennootschap bestaat bij haar aanvang uit het door hem gedreven veehouderijbedrijf…