Naar de inhoud

Natuurschoonwet 1928 Art. 9a

In art. 9a is de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting opgenomen. In de oorspronkelijke wet kwam deze faciliteit niet voor. Deze is bij wet van 8 april 1932, Stb. 153 in de wet opgenomen. Evenals de faciliteit voor de successiebelastingen heeft deze faciliteit een voorwaardelijk karakter. Indien de eigenaar zich gedurende een tijdvak van 25 jaren niet aan de voorwaarden houdt, is hij alsnog de belasting verschuldigd.

  • 1. Inleiding

  • 2. Vrijstelling

  • 3. Hardheidsclausule

    • 3.1. Tegemoetkoming rangschikkingswaardige onroerende zaken

    • 3.2. Tegemoetkoming voorbereidende verkrijgingen

De heffing van de overdrachtsbelasting is geregeld in de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV). Op de voet van art. 2 Wet BRV wordt overdrachtsbelasting geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen (bijv. erfpacht, opstal en vruchtgebruik). De verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak of van rechten waaraan deze zaak is onderworpen, wordt eveneens als een belaste verkrijging aangemerkt (art. 2, lid 2, Wet BRV). Tevens worden als onroerende zaken mede aangemerkt 'fictieve onroerende zaken' (zie het commentaar op art. 4 Wet BRV). De verkrijging van een als landgoed gekwalificeerde onroerende zaak of een beperkt recht daarop, vormt in beginsel een belaste verkrijging in de zin van de Wet BRV. Eveneens kan de verkrijging van aandelen in een NSW-lichaam als een belaste verkrijging worden aangemerkt. De aandelen in een dergelijk lichaam kwalificeren over het algemeen als 'fictieve onroerende zaken'. Dit zou anders kunnen zijn indien het lichaam niet aan het bezittingenvereiste (70%) …