Naar de inhoud

Op persoonlijke titel?

Veel rechters plaatsen onder hun opiniërende publicaties niet alleen hun functie en hun gerecht, maar ook de woorden ‘op eigen titel’. Hiermee willen zij benadrukken dat het gepubliceerde slechts hun eigen oordeel is en dat zij niet spreken vanuit hun ambt. Maar hoe gerechtvaardigd is deze toevoeging?

Voorafgaand1 aan mijn benoeming tot president van het Amsterdamse hof deden zich in korte tijd in de media drie gevallen voor waarin publicaties van (oud-)raadsheren van dat hof centraal stonden. Het betrof twee boeken en een recensie, alle drie de publicaties veroorzaakten een ‘relletje’. Voor het hof was het onplezierig met deze publicaties te worden geassocieerd. De relletjes wil ik graag laten voor wat zij waren, mijn aandacht gaat hier uit naar de in die relletjes telkens opkomende vraag hoe het nu zit met de vrijheid van meningsuiting van een rechter. Over de publicatievrijheid van een rechter wordt binnen de rechtspraak verschillend gedacht. In het hof Amsterdam word ik als president met regelmaat geconfronteerd met publicaties van raadsheren die niet louter juridisch werk betreffen, maar ook sterk opiniërende artikelen op het grensvlak van recht en samenleving.

Publicaties ‘op persoonlijke titel’

Als rechters publiceren (en zeker als dat opiniërend is), wordt doorgaans zowel het ambt als het gerecht waarin zij dat uitoefenen genoemd, veelal vergezeld door de vermelding dat hun publicatie is geschreven ‘op persoonlijke titel’. Deze laatste vermelding veronderstelt kennelijk dat het gebruik van de woorden ‘op persoonlijke titel’ meebrengt dat er geen binding met het gerecht of met de auteur in zijn rol als rechter ontstaat. Evenzeer wordt kennelijk verondersteld dat het met die vermelding aanvaardbaar wordt om…