Rente op overbedelingsschuld in afwijking van testament is geen schenking
Samenvatting
Erflater overlijdt op 10 maart 2004. In zijn testament benoemt hij zijn echtgenote en zijn drie kinderen tot erfgenamen. In het testament is een ouderlijke boedelverdeling opgenomen: de echtgenote ontvangt alle activa en de overige erfgenamen, eisers, een vordering wegens overbedeling van de echtgenote. Voorts is in het testament bepaald dat over de vorderingen wegens overbedeling geen rente verschuldigd is. Bij overeenkomst van 5 november 2004 heeft de langstlevende echtgenote zich verplicht tot het betalen van een samengestelde rente van 6% per jaar vanwege de overbedelingsschuld aan de kinderen. Verweerder heeft op basis van deze overeenkomst een schenking aangenomen van de langstlevende echtgenote aan eisers. De rechtbank komt tot de conclusie dat in het testament van erflater een ouderlijke boedelverdeling is opgenomen die overeenkomt met de wettelijke verdeling volgens het nieuwe erfrecht. Blijkens de wetsgeschiedenis van het nieuwe erfrecht neemt een tussen de langstlevende en de kinderen overeengekomen rente in beginsel dezelfde positie in als een door de erflater testamentair bepaalde rente. De rechtbank is van oordeel dat de renteovereenkomst voor het recht van successie gelijk moet worden gesteld met een verkrijging krachtens erfrecht. Omdat de renteovereenkomst is aangegaan binnen een termijn van acht maanden na het overlijden van erflater, kan de renteovereenkomst fiscaal niet als schenking worden behandeld.
(Beroepen gegrond.)
Feiten
2.1. Op 10 maart 2004 is erflater, E, overleden. Bij testament van 11 mei 1983 heeft erflater beschikt over zijn nalatenschap. Daarin heeft hij zijn echtgenote en zijn drie kinderen (eisers sub 1 tot en met 3), tezamen en voor gelijke delen tot erfgenamen benoemd.
2.2. In het hiervoor bedoelde testament is…