Rondom artikel 2.17 Wet IB 2001; toerekening van inkomen aan partners
Samenvatting
Artikel 1.2 Wet IB 2001 geeft aan, wie voor de inkomstenbelasting gelden als partners. Het huwelijk is daarbij uitgangspunt, maar - indien wordt voldaan aan de wettelijke fiscale voorwaarden van de artikelen 1.2 en 1.3 Wet IB 2001 - kunnen ook de daar omschreven niet-huwelijkse relaties leiden tot partnerschap in fiscale zin.
Artikel 2.17 Wet IB 2001 regelt vervolgens, dat bepaalde, nader te noemen inkomenscomponenten door de partners zelf onderling verdeeld kunnen worden. Bij andere, niet in artikel 2.17 Wet IB 2001 genoemde inkomenscomponenten, is dat niet zo; die worden zodoende niet, zelfs niet gedeeltelijk, bij de andere partner belast of in aftrek toegelaten.
In dit artikel wordt, mede naar aanleiding van een arrest van 10 maart 2006 nader op deze materie ingegaan.
Tekst
1 Hoofdregel
Uitgangspunt van de Wet IB 2001 is dat een inkomensbestanddeel in aanmerking wordt genomen bij hem of haar die dat inkomen heeft verdiend zoals bij winst uit onderneming en bij loon uit dienstbetrekking. In de sfeer van ( inkomsten uit ) vermogen is bepalend, wie het bestuur over dat vermogen heeft. Niet mede bepalend is, of een partner op grond van een huwelijksgoederengemeenschap rechten of aanspraken heeft op inkomstenbestanddelen.
De fiscale achtergrond daarbij is dat het desbetreffende inkomen belastbaar is en moet zijn bij de persoon bij of door wie die inkomsten opkomen. En dat eerst daarna aan de orde komt of en in hoeverre een huwelijksgoederenregime meebrengt dat die inkomsten - in de relatie tussen echtgenoten - ( vervolgens ) toekomen aan de echtgenoten tezamen.
2 Arrest Hoge Raad
Met betrekking tot de inkomsten…