Sign. - Aflossen op hypotheek is een natuurlijke verbintenis
Na twintig jaar is de affectieve relatie tussen M en V verbroken. Zij hebben samengewoond in een woning die gezamenlijk eigendom is. De rechtbank heeft bepaald dat de woning moet worden verkocht en dat de overwaarde tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld, met dien verstande dat aan M uit de verkoopopbrengst eerst een bedrag van ruim € 55.000 toekomt vanwege de door hem gedane extra aflossingen op de hypotheek. In hoger beroep vernietigt het hof het oordeel van de rechtbank.
Volgens M heeft hij de aflossingen gedaan in verband met de verzorging van V: als hij eerder zou overlijden dan V, zou het voor haar mogelijk moeten zijn om in de woning te blijven. Om die reden bracht M, door middel van extra aflossingen, de woonlasten omlaag.
Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat M met de aflossingen jegens V heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 6:3 BW. Het is niet gebleken dat V op het moment van de aflossingen over privévermogen beschikte, terwijl M dat wel had. Bovendien had hij op het moment van de aflossingen een aanzienlijk hoger inkomen dan V. Dat de samenwoning ná het verrichten van de aflossingen is verbroken en dat M nu een andere mening is toegedaan dan ten tijde van de aflossingen, doet niet ter zake.
Het hof neemt dus aan dat op M ten tijde van de aflossingen een dringende morele verplichting rustte om V verzorgd achter te laten. De overwaarde van het huis moet gelijkelijk worden verdeeld.
(Gerechtshof Amsterdam 16 april 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3067)