Sign. - Artikel 1:87 BW geldt niet voor vergoedingsrechten die vóór 2012 zijn ontstaan
M en V zijn volgens hun huwelijkse voorwaarden gehuwd in gemeenschap van goederen met uitzondering van de echtelijke woning die uitsluitend eigendom is van M. Het huwelijk is op 2 januari 2012 door echtscheiding ontbonden. Volgens V heeft zij recht op de helft van een naar evenredigheid te berekenen aandeel in de waardestijging van de woning in verband met de gelden die ten laste van de huwelijksgoederengemeenschap in de woning van M zijn geïnvesteerd.
Het hof verwerpt het betoog van V. Volgens het hof heeft de gemeenschap alleen recht op een nominale vergoeding van de gelden die ten laste van de gemeenschap zijn geïnvesteerd in de woning van M. Weliswaar gaat artikel 1:87 BW, zoals dat geldt sinds 1 januari 2012, uit van een evenredige vergoeding die een deel van de waarde van het goed beloopt, maar aangezien het hier gaat om investeringen die hebben plaatsgevonden vóór 1 januari 2012 is dit artikel (op grond van artikel V van wetsvoorstel 28 867) niet van toepassing.
Naast het voorgaande hebben M en V een geschil over de peildatum voor de verdeling van de gezamenlijke bankrekeningen. Het hof stelt de peildatum, op grond van de eisen van de redelijkheid en billijkheid, vast op de datum waarop M en V gescheiden zijn gaan wonen (1 februari 2011). Het hof neemt hierbij in overweging dat M en V al geruime tijd vóór de datum van ontbinding van het huwelijk gescheiden zijn gaan wonen en een gescheiden financiële huishouding zijn gaan voeren, terwijl M bovendien aan V vanaf juli 2011 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen is gaan betalen.
(Gerechtshof 's-…