Sign. - Bewaarplicht eindigt niet bij faillissement
De bestuurders (linders c.s.) vorderen in het incident de veroordeling van de curator om hen toegang te verlenen tot alle bescheiden van de vennootschap. linders c.s. hebben hun incidentele vordering gegrond op art. 843a rv. Zij zijn echter bestuurders van impact. Mede op basis van dit gegeven heeft de rechtbank, de rechtsgronden ambtshalve aanvullend, ter comparitie aan de orde gesteld dat de bewaarplicht van bestuurders (art. 2:10 lid 2 BW) niet eindigt bij faillissement van de vennootschap. De curator onderschrijft dat. Weliswaar moet de curator bescheiden en andere gegevensdragers, waaronder te begrijpen: de boekhouding en verdere administratie terstond aan de macht van de gefailleerde onttrekken, maar dat is een tijdelijke maatregel ten dienste van de richtige afwikkeling van het faillissement. Aan het einde van het faillissement worden zij aan de gefailleerde teruggegeven. Het voorbestaan van de bewaarplicht impliceert dat bestuurders ook tijdens het faillissement, wanneer de curator in zekere zin voor hen bewaart, recht hebben op inzage in 'hun' administratie. Bij het voorgaande heeft de rechtbank tegen elkaar afgewogen: het procesrechtelijk belang dat de incidentele vordering wordt afgedaan op de daarvoor door linders c.s. aangevoerde grond van art. 843a rv tegen het uit art. 6 EVrM voortvloeiende belang van een procedure die voldoet aan de eisen van 'air trial' en 'equality of arms'. Die eisen betreffen de meest fundamentele beginselen van behoorlijk procesrecht. linders c.s. hebben zich in dit verband dan ook beroepen op art. 6 EVrM. in deze afweging prevaleren de eisen van 'fair trial' en…