Naar de inhoud

Sign. - Inbetalinggeving en pauliana

Art. 42 Fw kent als eerste vereiste dat een betaling onverplicht moet zijn verricht. Het begrip onverplicht in deze zin is ruimer dan in het algemeen verbintenissenrecht. Los van de vraag of de vordering op failliet al dan niet deels opeisbaar was, moet worden vastgesteld dat failliet met het afgeven van de twee chalets een andere prestatie heeft geleverd dan waartoe zij verplicht was. Zij had zich immers slechts verplicht tot het betalen van een geldbedrag. Het feit dat partijen nader hebben afgesproken middels inbetalinggeving van goederen de vordering te voldoen, maakt dat niet anders (zie HR 18 december 1992, NJ 1993, 169). De inbetalinggeving van de twee chalets door failliet is dus onverplicht verricht. Door de inbetalinggeving van de chalets aan gedaagde zijn de overige crediteuren immers in hun verhaalsmogelijkheden beperkt. De rechtshandeling waarmee de beide chalets zijn afgegeven aan gedaagde, is een rechtshandeling anders dan om niet, nu de inbetalinggeving tot gevolg heeft dat failliet ter zake van de vordering niet meer kan worden aangesproken. Derhalve is het tweede lid van art. 42 Fw van toepassing. De waarde van de chalets overtrof de waarde van de vordering aanmerkelijk. In dat geval wordt, nu is voldaan aan de vereisten die dat artikel stelt, ingevolge art. 43 lid 1 onder 1 Fw vermoed dat, behoudens tegenbewijs, aan beide zijden wetenschap van benadeling bestaat in de zin van art. 42 Fw. (Rb. Arnhem 5 augustus 2009, «JOR» 2010/78)