Naar de inhoud

Sign. - Vordering op grond van onrechtmatige daad boedelschuld? (Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:563)

De verhuurder van een opslaglocatie voor afvalstoffen heeft gevorderd dat de curatororen van een gebruiker van het terrein veroordeeld worden tot (betaling van de kosten van) het verwijderen van afvalstoffen. De provincie is eigenaar van de locatie. De verhuurder heeft zich op het standpunt gesteld dat de curatoren inbreuk maken op het recht van de verhuurder door de afvalstoffen niet te verwijderen na de beëindiging van de overeenkomst tussen de verhuurder en de gebruiker. De verhuurder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld. De curatoren hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de verhuurder een concurrente vordering is die ter verificatie dient te worden ingediend en geen boedelvordering. De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd.

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. ‘Bij de beoordeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld. […] In zijn arrest van 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108, NJ 2013/291 (Koot/Tiedeman) heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld dat het faillissement op zichzelf geen wijziging brengt in de verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst. De curator heeft echter, zoals blijkt uit art. 37 lid 1 Fw, de mogelijkheid om overeenkomsten niet gestand te doen en dus de daaruit voortvloeiende verbintenissen niet na te komen (vgl. HR 3 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8838, NJ 2007/155). Die verbintenissen leveren in het faillissement een concurrente vordering op die, indien het geen geldvordering betreft, overeenkomstig art. 133 Fw, voor de…