Naar de inhoud

Sign. - Wie mag het faillissement van de schuldenaar van een verpande vordering aanvragen? (TvI 2016, 17, mr. I.C. Engels en mr. A. Ourhris)

In deze bijdrage gaan de auteurs in op de vraag of een inningsbevoegde pandhouder gerechtigd is het faillissement van de schuldenaar van de verpande vordering aan te vragen. Zij concluderen dat dit het geval is, ondanks een beschikking van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 maart 2016 waarin werd geoordeeld dat een pandhouder deze bevoegdheid niet heeft. De auteurs bespreken de casus en het oordeel van het hof, waarbij het hof, onder verwijzing naar het Neo-River-arrest van de Hoge Raad, heeft bepaald dat een inningsbevoegde pandhouder niet bevoegd is het faillissement aan te vragen omdat hij geen schuldeiser van de debiteur van de verpande vordering is en de bevoegdheid ook niet in art. 3:246 BW aan de pandhouder is toegekend. De auteurs menen dat dit oordeel van het hof niet juist is. Zij verwijzen daarbij naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 7 juli 2015, waaruit volgt dat de inningsbevoegde pandhouder wel bevoegd is het faillissement van de schuldenaar van zijn pandgever aan te vragen. De auteurs gaan vervolgens in op het schuldeisersbegrip in de Faillissementswet, de bevoegdheden die een pandhouder heeft op grond van art. 3:246 BW en het Neo-River-arrest. Zij menen dat het aanvragen van het faillissement niet valt onder de ‘overige schuldeisersbevoegdheden’, die volgens de Hoge Raad in het arrest Neo-River bij de pandgever blijven, maar dat het aanvragen van het faillissement valt onder de reikwijdte van de inningsbevoegdheid. Zij menen ook dat het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar van een verpande vordering is te kwalificeren als een handeling die is gericht op de inning van…