Successiewet: nieuwe grenzen aan rente afspraken door erfgenamen
Op 25 juni 2010 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in geval van een ouderlijke boedelverdeling (of wettelijke verdeling) de erfgenamen binnen de aangiftetermijn een andere rente kunnen overeenkomen dan de erflater heeft bepaald zonder dat voor de toepassing van de Successiewet sprake is van een belastbare schenking. Het oordeel had evenwel betrekking op omstandigheden die zich voordeden vóór de wijziging van de Successiewet per 1 januari 2010. De auteur gaat daarom na bespreking van de beslissing van de Hoge Raad nader in op het gewijzigde regime ten aanzien van de zogenoemde ventielbepaling1 en komt tot conclusies die voor de (notariële) praktijk van belang zijn.
Casus
De Hoge Raad heeft onlangs drie vergelijkbare uitspraken gedaan over de reikwijdte van art. 1 lid 2 SW zoals deze bepaling luidde tot 1 januari 2010. In deze drie arresten ging het telkens om een in het jaar 2004 opengevallen nalatenschap die werd verdeeld krachtens een testamentaire ouderlijke boedelverdeling (OBV). Vervolgens kwamen de erfgenamen binnen de aangiftetermijn van de Successiewet ter zake van de onderbedelingsvorderingen een andere rentevergoeding overeen dan hetgeen in het testament was opgenomen. In tegenstelling tot de meeste testamenten die tegenwoordig worden gemaakt, was in het testament niet bepaald dat de erfgenamen onderling konden afwijken van de testamentair bepaalde rente. Ten aanzien van de rentevergoeding was dus niet een zogenoemde tenzij-clausule opgenomen2. In de casus van HR 25 juni 2010, nr. 09/00603, LJN BL5593 (becommentarieerd in onder andere NTFR 2010/1500 en V-N 2010/30.19) bepaalde het testament dat de langstlevende echtgenote over de overbedelingsschuld aan de kinderen geen rente was verschuldigd. In…