Wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964
In de maand december hebben de Tweede en de Eerste Kamer het wetsontwerp aanvaard tot wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964.
De Wet is nog in 1993 in het Staatsblad verschenen onder nummer 733, zodat de wijzigingen per 1 januari 1994 in werking zijn getreden.
In het kort worden hieronder de belangrijkste veranderingen besproken.
Verhoging van de belastingvrije sommen en verruiming van de ondernemingsvrijstelling
De belastingvrije sommen worden enigszins verhoogd, het heeft niet veel om het lijf. Voor de cijfers verwijs ik naar de in deze aflevering van het FBN opgenomen tabellen.
De verruiming van de ondernemingsvrijstelling heeft groter gewicht. Het gaat om ondernemingsvermogen van de belastingplichtige (dus natuurlijk persoon), waartoe mede worden gerekend aandelen die behoren tot een aanmerkelijk belang, mits de desbetreffende vennootschap geen beleggingsinstelling is, noch wier feitelijke werkzaamheid bestaat in het beleggen van vermogen.
Het ondernemingsvermogen tot ƒ 135.000 is vrijgesteld, terwijl het meerdere voor 50% is vrijgesteld waarbij maximaal ƒ 1.541.000 buiten aanmerking blijft. Op grond van een op het laatste moment ingediend amendement is aan deze vrijstelling een belangrijke uitbreiding gegeven, die echter pas vanaf 1995 werkt. De bovengrens voor de vermelde 50%-vrijstelling vervalt dan namelijk. Voor deze laatste uitbreiding moet een prijs worden betaald die hieronder ter sprake komt.
Het is goed te realiseren dat de particulier met een groot vermogen geen enkele baat heeft bij de wijzigingen.
Wijziging van de teruggaafregeling wegens de gezamenlijke druk van inkomsten- en vermogensbelasting
In artikel 14 lid 5 van de Wet is een regeling opgenomen die de heffing van vermogensbelasting beperkt als de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting tezamen 80…